Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want zij hebben [23]wind gezaaid, en zullen een [24]wervelwind maaien; [25]het zal geen staande koren hebben, het [26]uitspruitsel zal geen meel [27]maken; of het misschien maakte, [28]vreemden zullen het [29]verslinden. 23. Dat is, afgoderij en heidense verbonden hebben zij nagejaagd, dies zullen zij de vrucht hunner werken genieten; zodanig hun doen is, zodanige straf zal er op volgen. Vergelijk Job 4:8, met de aantekening en onder hfdst.12 vs.2. 24. Dat is, Gods schrikkelijke en onvermijdelijke lagen. Zie Job 9:17; Ps.83:16; Spreuk.1:27; Jer.4:13; Amos 1:14, met de aantekening. 25. Te weten zaad, of hij, te weten Israel. Gelijk zij met ijdelheid hebben omgegaan, alzo zal al hun arbeid ijdel zijn, of niets voortbrengen; of, wat er van moge voortkomen, zal voor den vijand zijn. 26. Of, gewas, zonder iets van voortkomt. 27. Dat is, geven, daar zal geen meel van komen, en zo in het volgende, en onder hfdst.9 vs.16; zie Ps.1:3. 28. Of, uitlandse, dat is heidense vijanden. 29. Dat is, zal zekerlijk van de vijanden verteerd worden, waarvan de beginselen klaar zijn.